Iedereen die begint met een spiegelreflex wil zo veel mogelijk millimeters lens hebben.
Zoomlenzen die het complete bereik van 10 tot 600 mm bestrijken moeten het zijn, om maar geen fotografisch mogelijkheid onbenut te laten. Alleen al door alle keuzemogelijkheden die je dan met al die zoom capaciteit hebt, raakt menig fotograaf van het pad af:
Het leven bestaat ook in de fotografie uit keuzes, en het maken van de juiste keuzes bij het “kaderen” van je foto is bij zoomlenzen al gauw moeilijk. Veel mensen gebruiken hun zoomlens alleen aan het begin en aan het eind van het zoom-bereik.
Om het allemaal wat eenvoudiger te houden is kan het handig zijn om in je uitrusting ook paar basis “primes” te hebben.
Een prime is een objectief met een vast brandpunt. Ze zijn kleiner en lichter dan zoomlenzen, meestal veel lichtsterker, van een betere optische kwaliteit en ook nog veel goedkoper dan een zoomlens.
Om te beginnen moet je het niet in extremen zoeken:
Dus is de eerste basis-prime een 50mm lens. Op een cropsensor- camera, die het beeld 1,5x kleiner maakt dan FullFrame, levert dat een gematigde tele van 75 mm op.
50mm is een standaard lens – zijn beeldhoek is ongeveer gelijk aan die van het menselijk oog. Veel fotografen vinden dat daarom een saaie lens, maar oefening baart kunst: De grote reportage-fotografen werken juist vaak met standaard objectieven.
Een groothoek die goed bij een 50mm zou passen is een 24mm of 28mm. Zo’n lens is groothoekig genoeg voor het meeste werk, vertekent niet teveel en stelt geen uitdagingen aan de compositie zoals een echte “UltraWide” groothoeklens van 20mm of minder.
Op een cropsensor camera is een 28mm hetzelfde als een 50mm.
Een 85mm is een prima portretlens (127mm op cropsensor), maar voor wat meer tele-effect zou een 180mm of 200mm een goeie keus zijn. Deze objectieven worden dan echter al veel snel duurder dan een tele-zoomlens van 70-200mm.
Bij primes is het grote voordeel dat dit soort lenzen al tegen lage prijzen een groot diafragma van f/1.8 of f/2 leveren. Daarmee kun je al direct met scherptediepte en achtergrondonscherpte gaan spelen, wat meteen een proffessionele look&feel aan je foto’s geeft.
Als je een basis set lenzen bijéén hebt, is het vooral van belang om de verschillen tussen die lenzen goed te leren kennen. Daardoor leer je het snelst welke situatie wel of niet geschikt is voor een bepaalde lens.
Bedenk wel: Als je meer in beeld wil hebben kun je ook wat stappen naar achteren doen, en als er minder in beeld moet, kun je dichterbij gaan staan. Dus het aantal millimeters lens hoeft daar niet de doorslag bij te geven, maar:
Soms kun je niet verder naar achteren of dichterbij.
En – het allerbelangrijkste – het beeld verandert per type lens.
Bij een groothoeklens worden de beeldelementen uit elkaar getrokken. Er staat niet alleen meer op, maar de voorgrond staat veel verder van de achtergrond, dan bij een standaard lens.
Een telelens drukt juist de voor- en de achtergrond verder in elkaar. Ook beïnvloedt de beeldhoek de mate waarin de achtergrond onscherp wordt. Groothoek lenzen hebben een grote scherptediepte, waar de achtergrond onscherpte langzaam toeneemt. Telelenzen hebben een kleine scherptediepte maar de achtergrond onscherpte neemt snel toe. Die achtergrond onscherpte wordt met een mooi Japans woord Bokeh genoemd.
Er is één nadeel aan primes dat zoomlenzen niet snel hebben:
Je moet vaker van lens wisselen, en daardoor wordt de beeldsensor weer sneller stoffig.
Hans van der Kruijf