Wat is een pixel eigenlijk ?
Een pixel (voor Picture Element) is het digitale getal (in bits) dat wordt geregistreerd door 1 fotocel op de beeld sensor, het opname element achterin een digitale camera.
Het aantal pixels bepaalt dus hoeveel gegevens de camera in een digitaal bestand kan plaatsen. Dit getal is de resolutie of ” het oplossend vermogen ” van de beeld sensor.
Bij iedere camera wordt opgegeven hoeveel Mega-Pixels hij heeft (Mega is een miljoen in computertaal – merk op: 1000 x 1000 en niet 1024×1024 want dat is alleen van toepassing op bytes en niet op bits).
Die pixels worden opgebouwd uit het aantal fotocellen op de beeldsensor, geteld in de lengte x de breedte, en ze worden niet allemaal gebruikt:
Zo heeft een Nikon D750 24,94 miljoen fotocellen op de sensor zitten, maar effectief gebruikt de camera 6016 cellen over de lengte en 4016 cellen over de breedte van de sensor om pixels uit te maken: dus 24,16 miljoen pixels , afgerond 24,2 Megapixels.
De Nikon D750 is een FullFrame camera. Dat wil zeggen dat de beeldsensor het kleinbeeld formaat heeft – die fotocellen zijn verdeeld over een lengte van 35,9 mm en een breedte van 24 mm.
De Nikon D7200 heeft ook een 24 Megapixel sensor, maar dat is een crop-camera. De sensor meet maar 23.5 bij 15.6 mm. Dat wil zeggen dat de fotocellen op de crop-sensor dichter op elkaar zitten en dus kleiner zijn dan bij een FullFrame camera.
Dat verklaart waarom een FullFrame camera een groter dynamisch bereik (het maximale verschil tussen diepzwart en helderwit) heeft: Er valt meer licht op de grotere fotocel.
Elke fotocel geeft een electrisch stroompje af, dat vertaald wordt naar een digitaal getal: Dat is de eigenlijke pixel.
Dat digitale getal bevat 4 verschillende blokken met informatie: De hoeveelheid Rood, Groen en Blauw in het licht, en de zwarting (K, voor “black Key”).
Als er verder niets met de informatie wordt gedaan door de camera, noemen we die informatie een RAW- (ruw) bestand.
De camera heeft – afhankelijk van het merk – een bepaald aantal bits ter beschikking om de Rood, Groen, Blauw en blackKey waardes in vast te leggen. Bij sommige merken kun je de bit-diepte instellen. Bij Nikon kan je kiezen tussen 12 of 14-bit NEF (Nikon’s RAW)bestanden. Meer bits is altijd beter, omdat er dan voor iedere waarde meer nuances (“diepte”) kunnen worden vastgelegd – maar geeft wel grotere RAW-bestanden, dus er passen minder foto’s op je geheugenkaartje.
Bij sommige camera’s kan het RAW-bestand geheel onbewerkt uit de camera worden gehaald voor de nabewerking, maar veel camera’s persen de gegevens eerst nog samen om kleinere bestanden te generen. Dit heet “compressed RAW”.
Dat compressen doen ze door alle getallen die sterk op elkaar lijken (dus waarvan de RGBK waardes vrijwel gelijk zijn) te vervangen door een enkel gemiddelde. Dat klinkt erger dan het is – bedenk wel dat er 24 miljoen pixels zijn geregistreerd, dus er kan best wat van weg – maar meer is altijd beter en weg is weg.
Alle camera’s kunnen ook een vertaling van het RAW-bestand maken in het JPG-formaar. Dat is een veel kleiner bestand, dus er passen lekker veel foto’s op je geheugenkaartje- maar daarvoor moet de camera wel veel beeld-informatie weggooien.
Dus informatie die wel door de fotocellen zijn geregistreerd, blijven bij een RAW-bestand precies zo bewaard, maar bij een JPG bestand gaan er grote stukken verloren. Dat weggooien doet de camera zo slim mogelijk, maar uiteindelijk doet hij dat trucje door nuances in kleurschakeringen weg te gooien. Dus van de 50 tinten grijs in het RAW-bestand blijven er in JPG misschien maar 5 over.
Daarom is het advies om de “Out-of-Camera” -beelden altijd in in de maximale bitdiepte in RAW op te slaan, en pas later, in een nabewerkings programma als Adobe Lightroom of Photoshop, om te zetten naar een ander formaat.
Hans van der Kruijf